-
1 que
que1 [kə]1 die, dat ⇒ welke♦voorbeelden:malheureux que je suis! • ongelukkige die ik ben!Il est grandiose. Que tu dis! • Hij is fantastisch. Dat zeg jíj!que je sache • voor zover ik weetII 〈 vragend voornaamwoord〉1 wat?♦voorbeelden:1 qu'est-ce que la vérité? • wat is de waarheid?ne plus savoir que dire • niet meer weten wat te zeggenqu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?qu'est-ce que c'est qu'ils veulent? • wat willen ze?que faire? • wat te doen?que fais-tu?, qu'est-ce que tu fais? • wat doe je?————————que2 [kə]〈 bijwoord〉1 〈 formeel〉waarom?♦voorbeelden:1 que n'es-tu ici? • waarom ben je er niet?2 que de fois • hoeveel keer, hoe vaakque de monde! • wat een mensen!————————que3 [kə]〈 voegwoord〉1 dat3 〈 na bepaalde uitdrukkingen〉of9 〈 niet vertalen〉♦voorbeelden:1 c'est que • dat is, dat komt omdatc'est alors que • toen3 à peine … que • nauwelijks … ofje dis que non • ik zeg van neeoh! que oui • nou en ófje crois que oui • ik geloof van welque si • jawel, jazeker9 quel beau pays que la France! • wat is Frankrijk een mooi land!est-ce que tu es malade? • ben je ziek?si j'étais que de vous • als ik u was1. pron1) die, dat, welke2) wat, hetgeen3) wat?2. adv 3. conj1) dat2) dan3) opdat4) voordat5) [+ne] slechts6) indien -
2 être
être1 [etr]〈m.〉♦voorbeelden:————————être2 [etr]1 zijn ⇒ afkomstig zijn (uit), deelnemen (aan), behoren (tot, aan), bezig zijn (met)2 zijn ⇒ zich bevinden, staan, zitten, liggen3 zijn ⇒ werkelijkheid zijn, bestaan, leven♦voorbeelden:1 est-ce que tu viens? • kom je?n'est-ce pas? • nietwaar?ne serait-ce qu'un moment • al is het maar een ogenblikc'est moi qui l'ai fait • ík heb dat gedaanc'est trois heures qui sonnent • het slaat drie uurc'est bien (de) lui • dat is net iets voor hem〈 informeel〉 c'est ça! • ziezo, dat is dat!voilà ce que c'est que de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo gaat het als, dat komt ervan alsen serez-vous? • komt u ook?ça y est • het is in orde, het is voor elkaarêtre bien, mal • zich goed, slecht voelenje suis à vous • (ik ben) tot uw dienstil est toujours à se plaindre • hij klaagt eeuwig en altijdtout est à refaire • alles moet overil n'est pas à ce qu'il fait • hij is er niet bij met zijn hoofdêtre après qn. • het op iemand begrepen hebbenle prix est de 200 francs • de prijs bedraagt 200 frankpour ce qui est de • wat betreftc'est que • dat is omdatsi ce n'était, n'était • zondersi j'étais de vous • als ik u wasavoir été voir qn. • iemand opgezocht hebbenoù en êtes-vous? • hoe ver bent u, hoe staat het met u?il n'en a rien été • er is niets van terechtgekomenvoilà ce qu'il en est • zo staat het ermeeil n'en est rien • daar is niets van waarne plus savoir où l'on en est • zich geen raad meer weteny être • thuis zijn; begrijpenje n'y suis pour personne • ik ben voor niemand te sprekenj'y suis • ik snap hetje n'y suis pour rien • ik heb daar niets mee te makencela peut être • dat is mogelijktoujours est-il que • toch, niettemin, in elk gevalun coquin s'il en est • een echte schurkainsi soit-il • het zij zoce temps heureux n'est plus • die gelukkige tijd is voorbijsoit! • het zij zo!II 〈 hulpwerkwoord〉1 zijn2 hebben3 worden♦voorbeelden:1. m1) wezen, schepsel2. v1) zijn2) hebben3) worden -
3 place
place [plaas]〈v.〉1 plaats ⇒ plek, ruimte2 post ⇒ betrekking, ambt3 plein♦voorbeelden:place assise • zitplaatsplaces avant • voorbankplace debout • staanplaatsune quatre places • een auto met vier zitplaatsenavoir sa place qp. • ergens thuishorenfaire place nette • het huis ontruimense mettre à la place de qn. • zich in iemand verplaatsense mettre à la place de qn., prendre la place de qn. • iemand vervangenoccuper, avoir, tenir la première place • van het grootste belang zijnoffrir des places à qn. • iemand entreekaartjes gevenprendre place • gaan zitten, plaatsnemenregagner sa place • naar zijn plaats teruggaanremettre qn. à sa place • iemand op zijn plaats zetten, terechtwijzentenir beaucoup de place • veel ruimte in beslag nementenir sa place • zijn werk goed doen, tegen zijn taak opgewassen blijken, een eigen plaats hebbenemployer un crayon à la place d'un stylo • een potlood gebruiken in plaats van een penj'ai signé à sa place • ik heb voor hem getekendà votre place • als ik u wasplace à • maakt ruimte voorde place en place • hier en daartout est en place • alles staat klaarmettre en place • opstellen, aanbrengen, installerenne pas rester, ne pas tenir en place • niet stil kunnen zittenpar places • hier en daarrester sur place • zich niet verroerenêtre cloué de surprise sur place • als aan de grond vastgenageld staan van verbazingfaire du sur place • surplace maken; niet vooruitkomenfaire une enquête sur place • ter plaatse een onderzoek instellen〈 spreekwoord〉 (une place pour chaque chose et) chaque chose à sa place 〈 wanneer alles daar ligt waar het thuishoort, hoeft men niet lang te zoeken〉2 personne en place • hooggeplaatst, invloedrijk persoonêtre, entrer dans la place • zich een plaats verwerven in het zakenmilieu5 place d'armes • exercitieplein, paradeveldplace de guerre • vesting(stad)place forte • vesting(stad)être maître de la place • de touwtjes in handen hebbenf1) plaats, ruimte2) zitplaats3) betrekking, baantje4) plein -
4 savoir
savoir1 [saavwaar]〈m.〉1 kennis ⇒ wetenschap, eruditie————————savoir2 [saavwaar]1 weten2 kennen♦voorbeelden:peut-on savoir? • vertel eens?reste à savoir si • blijft nog over de vraag of〈 informeel〉 va savoir, allez savoir! • zie daar maar eens achter te komen!qu'est-ce que j'en sais!, est-ce que je sais? • weet ik veel!cet argent vient de qui vous savez • dat geld komt van u-weet-welil avait un je ne sais quoi de charmant • hij had, hoe zal ik het zeggen, iets charmantsen savoir long • goed op de hoogte zijnne savoir que, quoi faire • zich geen raad wetenà savoir • te weten, namelijkvous n'êtes pas sans savoir que • u weet heel goed daton sait que • het is bekend datsachez que • u moet weten datque je sache • voor zover ik weetla question est de savoir si • het is de vraag ofon ne saurait tout prévoir • men kan ook niet alles voorziensavoir vivre • weten hoe men zich moet gedragen♦voorbeelden:ça se saurait • als dat waar was zou het wel bekend zijn1. m1) kennis2) wetenschap2. v1) weten2) kennen3) kunnen -
5 si j'étais de vous
si j'étais de vous -
6 si j'étais que de vous
si j'étais que de vous -
7 à votre place
à votre place -
8 ça se saurait
ça se saurait -
9 que
konjne... que — nur...
que3 (dans des questions) Beispiel: qu'est-ce que c'est? was ist das?; Beispiel: qu'est-ce que c'est que ça? familier was ist denn das?; Beispiel: quand/où est-ce que tu pars? wann/wohin gehst du?4 (reprend une conjonction de subordination) Beispiel: si tu as le temps et qu'il fait beau wenn du Zeit hast und es schön ist5 (introduit une proposition de temps) Beispiel: ça fait trois jours qu'il est là er ist seit drei Tagen da6 (introduit une proposition de but) damit; Beispiel: taisez-vous qu'on entende l'orateur! seien Sie still, damit man den Redner verstehen kann!7 (pour comparer) Beispiel: plus/moins/autre... que mehr/weniger/anders... als; Beispiel: tout aussi... que genauso... wie; Beispiel: autant de... que genauso viel(e)... wie; Beispiel: tel que [genau] so, wie8 (seulement) nur; Beispiel: ne... que nur; Beispiel: il n'est arrivé qu'hier er ist erst gestern angekommen; Beispiel: la vérité, rien que la vérité die Wahrheit, nichts als die WahrheitII Adverbe(comme) wie; Beispiel: [qu'est-ce] que c'est beau! wie schön das ist!1 (complément direct: se rapportant à un substantif au singulier) den/die/das; (se rapportant à un substantif au pluriel) die; Beispiel: ce que; (en fonction de sujet) [das,] was; (en fonction d'objet direct) was; Beispiel: chose que was; Beispiel: quoi que tu dises was du auch sagst2 (après une indication de temps) Beispiel: un jour qu'il faisait beau eines Tages, als das Wetter schön war; Beispiel: toutes les fois qu'il vient jedes Mal, wenn er kommt; Beispiel: le temps que la police arrive,... bis die Polizei [endlich] kommt,...IV Pronom►Wendungen: qu'est-ce qui vous prend? was ist denn in Sie/euch gefahren? -
10 comme
kɔm
1. konj1) als2) ( puisque) da3) ( de même que) wie
2. adv1) wieComme vous voudrez. — Wie Sie wollen.
2)3)commecomme [kɔm]1 (au moment où) [gerade] als2 (étant donné que) da4 (exprimant une comparaison) wie; Beispiel: il était comme mort er war wie tot; Beispiel: grand/petit comme ça so groß/klein; Beispiel: comme si als ob5 (en tant que) als; Beispiel: apprécier quelqu'un comme collègue jdn als Kollege/Kollegin schätzen; Beispiel: comme plat principal als Hauptgericht6 (tel que) wie; Beispiel: je n'ai jamais vu un film comme celui-ci ich habe noch nie einen Film wie diesen gesehen7 (quel genre de) was für...?; Beispiel: qu'est-ce que tu fais comme sport? was für Sport treibst du?►Wendungen: ... comme tout familier echt...; Beispiel: il est mignon comme tout! er ist echt süß!; comme pas un familier wie kaum einerII Adverbe2 (manière) wie; Beispiel: tu sais comme il est du weißt ja, wie er ist; Beispiel: savoir comme wissen wie (sehr); Beispiel: comme ça so; Beispiel: c'est comme ça so ist es nun mal; Beispiel: il n'est pas comme ça so ist er nicht►Wendungen: comme ci comme ça so lala familier; comme quoi (disant que) wonach; (ce qui prouve) was zeigt, dass -
11 faire
fɛʀv irr1) machen, tunfaire dodo (fam) — schlafen, heia machen
faire faillite — scheitern, Pleite machen
faire le ménage — aufräumen, putzen
Il a cru bien faire. — Er glaubte, es richtig zu machen.
Ce qui est fait est fait. — Geschehen ist geschehen. être bien fait gut gewachsen sein
Le fait est que... — Die Sache ist die, dass...
On se fait à tout. — Man gewöhnt sich an alles.
Vous feriez mieux de vous taire. — Sie täten besser daran, den Mund zu halten.
2) ( travailler) schaffen3) ( laisser) lassen, veranlassen4) ( prix) ausmachen, sich belaufen auf, betragen5) ( procéder) vorgehen6) (fig) treiben, betreiben7)faire suivre — INFORM weiterleiten
faireIV verbe1 Beispiel: se faire une robe sich datif ein Kleid machen; Beispiel: se faire 1000 euros par mois familier 1000 Euro im Monat verdienen; Beispiel: se faire une idée exacte de quelque chose sich datif eine genaue Vorstellung von etwas machen; Beispiel: se faire des illusions sich datif Illusionen machen; Beispiel: se faire une opinion personnelle sich datif eine eigene Meinung bilden; Beispiel: se faire une raison de quelque chose sich mit etwas abfinden; Beispiel: se faire des amis Freunde gewinnen2 (action réciproque) Beispiel: se faire des caresses sich streicheln; Beispiel: se faire des politesses Höflichkeiten austauschen3 ( familier: se taper) Beispiel: il faut se le faire celui-là! der geht einem ganz schön auf den Geist!; Beispiel: je me le/la suis fait(e); (avoir couché avec) mit dem/der bin ich schon ins Bett gegangen; Beispiel: je vais me le faire celui-là!; (le brutaliser) den werde ich mir vornehmen!4 (se former) Beispiel: se faire fromage, vin seinen vollen Geschmack entwickeln; Beispiel: se faire tout seul homme politique sich aus eigener Kraft hocharbeiten5 (devenir) Beispiel: se faire vieux alt werden; Beispiel: se faire beau/rare sich schön/rar machen; Beispiel: se faire curé Priester werden7 (être à la mode) Beispiel: se faire activité gang und gäbe sein; look, vêtement Mode sein; Beispiel: ça se fait beaucoup de faire quelque chose es ist weit verbreitet etwas zu tun8 (arriver, se produire) Beispiel: se faire stattfinden; film, livre zustande kommen; Beispiel: mais finalement ça ne s'est pas fait aber letztlich kam es nicht dazu9 impersonnel Beispiel: comment ça se fait? wie kommt das?; Beispiel: il se fait tard es ist/wird spät10 (agir en vue de) Beispiel: se faire maigrir eine Abmagerungskur machen; Beispiel: se faire vomir sich [selbst] zum Erbrechen bringen; Beispiel: je te conseille de te faire oublier ich rate dir dich zurückzuhalten11 (sens passif) Beispiel: se faire opérer operiert werden; Beispiel: quelqu'un se fait retirer son permis jdm wird der Führerschein entzogen; Beispiel: quelqu'un se fait voler quelque chose jdm wird etwas gestohlen12 (se fabriquer) Beispiel: se faire erfolgen; ne pas s'en faire ( familier: ne pas s'inquiéter) sich datif keine Sorgen machen; (ne pas se gêner) keine Hemmungen haben; t'en fais pas! familier mach dir nichts draus!————————faireI verbe1 (fabriquer) machen objet, vêtement; bauen maison, nid; herstellen produit; backen gâteau; Beispiel: le bébé fait ses dents das Baby zahnt; Beispiel: faire le repas das Essen zubereiten4 (être l'auteur de) machen faute, offre, cadeau; schreiben livre; abhalten conférence; halten discours; erlassen loi; treffen prévisions; Beispiel: faire un chèque à quelqu'un jdm einen Scheck ausstellen; Beispiel: faire une visite à quelqu'un jdm einen Besuch abstatten; Beispiel: faire une promesse à quelqu'un jdm ein Versprechen geben; Beispiel: faire la guerre contre quelqu'un gegen jemanden Krieg führen; Beispiel: faire la paix Frieden schließen; Beispiel: faire l'amour à quelqu'un mit jemandem schlafen; Beispiel: faire une farce à quelqu'un jdm einen Streich spielen; Beispiel: faire la bise à quelqu'un jdn mit Wangenkuss begrüßen; Beispiel: faire du bruit Lärm machen; figuré Aufsehen erregen; Beispiel: faire l'école buissonnière die Schule schwänzen; Beispiel: faire étape eine Pause machen [unterwegs]; Beispiel: faire grève streiken; Beispiel: faire signe à quelqu'un jdm zuwinken; Beispiel: faire sa toilette sich waschen5 (avoir une activité) machen, erledigen tâche, travail; ableisten service militaire; ausüben métier; Beispiel: je n'ai rien à faire ich habe nichts zu tun; Beispiel: qu'est-ce qu'ils peuvent bien faire? was in aller Welt treiben die bloß?; Beispiel: faire une bonne action ein gutes Werk tun; Beispiel: faire du théâtre/jazz Theater/Jazz spielen; Beispiel: faire du violon/du piano Geige/Klavier spielen; Beispiel: faire de la politique Politik betreiben; Beispiel: faire du sport Sport treiben; Beispiel: faire de l'escalade klettern; Beispiel: faire de la voile segeln; Beispiel: faire du tennis Tennis spielen; Beispiel: faire du vélo/canoë Fahrrad/Kanu fahren; Beispiel: faire du cheval reiten; Beispiel: faire du patin à roulettes Rollschuh laufen; Beispiel: faire du skate/ski Skateboard/Ski fahren; Beispiel: faire un petit jogging etwas joggen; Beispiel: faire du camping zelten, campen; Beispiel: faire de la couture/du tricot nähen/stricken; Beispiel: faire des photos Fotos machen, fotografieren; Beispiel: faire du cinéma in der Filmbranche arbeiten; Beispiel: ne faire que bavarder nur schwatzen; Beispiel: que faites-vous dans la vie? was tun Sie beruflich?6 (étudier) besuchen école; Beispiel: faire des études studieren; Beispiel: faire son droit Jura studieren; Beispiel: faire de la recherche Forschung betreiben; Beispiel: faire du français Französisch lernen; Beispiel: il veut faire médecin er will Arzt werden7 (préparer) Beispiel: faire un café à quelqu'un jdm einen Kaffee machen; Beispiel: faire ses bagages seine Koffer packen; Beispiel: faire la cuisine kochen8 (nettoyer, ranger) putzen argenterie, chaussures; aufräumen chambre, salle à manger; machen lit; Beispiel: faire le ménage; (nettoyer) putzen; (mettre de l'ordre) aufräumen; Beispiel: faire la vaisselle abspülen9 (accomplir) machen mouvement, promenade; teilnehmen an +datif; tournoi; Beispiel: faire un shampoing à quelqu'un jdm die Haare waschen; Beispiel: faire un pansement à quelqu'un jdm einen Verband anlegen; Beispiel: faire le plein [d'essence] voll tanken; Beispiel: faire un bon score ein gutes Ergebnis erzielen; Beispiel: faire un numéro de téléphone eine Nummer wählen; Beispiel: faire les courses (die) Einkäufe machen/einkaufen; Beispiel: faire la manche familier betteln [gehen]; Beispiel: faire le portrait de quelqu'un jdn beschreiben; Beispiel: faire bon voyage eine gute Reise haben11 (parcourir) zurücklegen distance, trajet; bereisen pays; machen circuit; abklappern familier; magasins (à pied) abgehen rue (avec un véhicule) abfahren rue; Beispiel: faire [le trajet] Nancy-Paris en trois heures die Strecke Nancy-Paris in drei Stunden schaffen; Beispiel: faire toute la ville pour trouver quelque chose in der ganzen Stadt herumlaufen um etwas zu finden; Beispiel: faire des zigzags/du stop Zickzacklinien/per Anhalter fahren13 (cultiver) anbauen14 (fixer un prix) Beispiel: [pour] combien faites-vous ce fauteuil? für wie viel verkaufen Sie diesen Sessel?; Beispiel: ils/elles font combien? wie viel kosten sie?15 (feindre, agir comme) Beispiel: faire le pitre [oder le clown] den Clown spielen; Beispiel: faire l'idiot [oder l'imbécile]; (vouloir amuser) Blödsinn machen; (faire mine de ne pas comprendre) sich dumm stellen; (se conduire stupidement) sich wie ein Idiot benehmen; Beispiel: faire l'enfant sich kindisch benehmen; Beispiel: il a fait comme s'il ne me voyait pas er hat so getan, als ob er mich nicht sähe17 (donner une qualité, transformer) Beispiel: faire quelqu'un son héritier jdn als Erben einsetzen; Beispiel: il a fait de lui une star er hat aus ihm einen Star gemacht; Beispiel: je vous fais juge urteilen Sie selbst18 (causer) Beispiel: faire plaisir à quelqu'un personne jdm Freude machen; Beispiel: faire le bonheur de quelqu'un jds Glück sein; Beispiel: faire du bien/mal à quelqu'un jdm gut tun/schaden; Beispiel: ça ne fait rien das macht nichts; Beispiel: faire honte à quelqu'un jdm ein schlechtes Gewissen einjagen; Beispiel: faire de nombreuses victimes zahlreiche Menschenleben fordern; Beispiel: qu'est-ce que ça peut bien te faire? was geht dich das an?19 (servir de) Beispiel: la cuisine fait salle à manger die Küche dient als Esszimmer; Beispiel: cet hôtel fait aussi restaurant dieses Hotel verfügt auch über ein Restaurant20 (laisser quelque part) Beispiel: qu'ai-je bien pu faire de mes lunettes? wo habe ich nur meine Brille gelassen?23 (devenir) Beispiel: il fera un excellent avocat aus ihm wird mal ein ausgezeichneter Anwalt; Beispiel: cette branche fera une belle canne aus diesem Ast kann man einen schönen Stock machen24 (dire) machen; Beispiel: il a fait "non" en hochant la tête er sagte "nein" und schüttelte den Kopf; Beispiel: faire comprendre quelque chose à quelqu'un jdm etwas begreiflich machen25 (avoir pour conséquence) Beispiel: faire que quelqu'un a été sauvé zur Folge haben, dass jemand gerettet wurde26 (être la cause de) Beispiel: faire chavirer un bateau ein Boot zum Kentern bringen; Beispiel: la pluie fait pousser l'herbe der Regen lässt das Gras wachsen28 (inviter à) Beispiel: faire venir un médecin einen Arzt kommen lassen; Beispiel: dois-je le faire monter? soll ich ihn heraufbitten?; Beispiel: faire entrer/sortir le chien den Hund rein-/rauslassen; Beispiel: faire voir quelque chose à quelqu'un jdm etwas herzeigen29 (charger de) Beispiel: faire réparer/changer quelque chose par quelqu'un etw von jemandem reparieren/ändern lassen; Beispiel: faire faire quelque chose à quelqu'un jdn etwas tun lassen30 (forcer, inciter à) Beispiel: faire ouvrir quelque chose etw öffnen lassen; Beispiel: faire payer quelqu'un jdn zahlen lassen31 (pour remplacer un verbe déjà énoncé) Beispiel: quelqu'un le fait/l'a fait jd tut es/hat es getanII verbe1 (agir) Beispiel: faire vite sich beeilen; Beispiel: faire attention à quelque chose auf etwas aufpassen; Beispiel: faire de son mieux sein Bestes tun; Beispiel: tu peux mieux faire du kannst das noch besser; Beispiel: il a bien fait de ne rien dire er hat gut daran getan nichts zu sagen; Beispiel: tu fais bien de me le rappeler gut, dass du mich daran erinnerst; Beispiel: tu ferais mieux/bien de te taire du bist besser/am besten still; Beispiel: faire comme si de rien n'était so tun, als ob nichts gewesen wäre2 ( familier: durer) Beispiel: ce manteau me fera encore un hiver der Mantel hält noch einen Winter; Beispiel: ce disque fait une heure d'écoute die Schallplatte dauert eine Stunde3 (paraître) Beispiel: faire vieux/paysan alt/wie ein Bauer aussehen; Beispiel: ce tableau ferait mieux dans l'entrée dieses Bild würde sich im Eingang besser machen4 (rendre) Beispiel: faire bon/mauvais effet einen guten/schlechten Eindruck machen; Beispiel: faire désordre pièce unordentlich sein5 (mesurer, peser) Beispiel: faire 1,2 m de long/de large/de haut 1,2 m lang/breit/hoch sein; Beispiel: faire trois kilos drei Kilo wiegen; Beispiel: faire... cm de tour de cou Kragengröße... tragen/haben; Beispiel: faire 70 litres 70 Liter fassen; Beispiel: faire 60 W 60 W haben; Beispiel: faire 8 euros 8 Euro machen; Beispiel: ça fait peu das ist wenig►Wendungen: l'homme à tout faire der Mann für alles; faire partie de quelque chose zu etwas gehören; faire la queue familier Schlange stehen/anstehen; faire la une familier auf der Titelseite sein; faire manger quelqu'un jdn füttern; ne faire que passer nur kurz vorbeikommen; il fait bon vivre es lässt sich gut leben; faites comme chez vous! ironique fühlen Sie sich [ganz] wie zu Hause!; ne pas s'en faire familier sich keine Sorgen machen; se faire mal sich wehtun; quelqu'un [n']en a rien à faire ( familier: ne s'y intéresse pas) das interessiert jemanden nicht; (s'en fout) jemandem ist das völlig egal; rien n'y fait da hilft nichts; ça ne se fait pas das macht man nicht/das gehört sich nicht; tant qu'à faire wenn es schon sein muss1 météorologie Beispiel: il fait chaud/froid/jour/nuit es ist warm/kalt/Tag/Nacht; Beispiel: il fait beau/mauvais es ist schön[es Wetter]/schlechtes Wetter; Beispiel: il fait [du] soleil die Sonne scheint; Beispiel: il fait du brouillard es ist neblig; Beispiel: il fait dix degrés es sind zehn Grad2 (temps écoulé) Beispiel: cela fait bien huit ans das ist gut acht Jahre her; Beispiel: cela fait deux ans que nous ne nous sommes pas vus wir haben uns zwei Jahre lang nicht gesehenlink=faire (Suite de la traduction)}faire (Suite de la traduction...) -
12 comme
comme1 [kom]〈 bijwoord〉————————comme2 [kom]〈voegwoord; ook bijwoord, voorzetsel〉6 daar ⇒ aangezien, omdat7 juist toen ⇒ terwijl, toen♦voorbeelden:comme il faut • zoals 't hoort, netjesune personne très comme il faut • een keurig iemandc'est qc. comme un examen • het is een soort examentout comme (son père) • precies zoals (zijn vader)c'est tout comme • 't komt op hetzelfde neer, 't scheelt niet veelcomme tout • heel erggentil comme tout • hartstikke, onwijs aardigcomme si • alsof3 〈 resumerend〉 alors comme ça il paraît que tu nous enlèves notre fille • dus jij gaat onze dochter meenemenun prof comme ça! • een geweldige leraarcomme cela, ça • zo, op die maniercomme ci comme ça • zo zo, z'n gangetjecela fait qc. comme 10 francs • dat is ongeveer 10 frank〈 informeel〉 comme qui dirait • om zo te zeggen, in zekere zin¶ comme quoi • waaruit volgt dat, waarin staat dat1. adv1) wat, hoe... (!)2) hoezeer2. conj1) zoals, evenals2) als, in de hoedanigheid van3) daar, aangezien4) terwijl, toen -
13 passer
pɑsev1) vorbeigehen, entlanggehen, hingehen, durchgehenIl faut en passer par là. — Da muss man durch.
Passez donc! — Bitte, treten Sie ein!
2) ( chez qn) vorbeikommen, vorbeifahren3) ( se dérouler) vergehen, vorbeigehen4) ( temps) verbringen, vertreiben5) ( tamiser) sieben, passieren6) ( se faner) verleben, verblühen7) ( un vêtement) in..., schlüpfen, anziehen8) TEL verbinden9) ( contrat) schließen10) ( examen) absolvieren11)12)13)passer les bornes (fig) — zu weit gehen, über die Hutschnur gehen
14)15)16)se passer — vorkommen, geschehen, sich abspielen
17)passer à (fig: l'ennemi) — überlaufen zu
passerpasser [pαse] <1>1 (se déplacer) vorbeigehen; véhicule, automobiliste vorbeifahren; caravane vorbeiziehen; Beispiel: laisser passer quelqu'un/une voiture jdn/ein Auto vorbeilassen2 (desservir) bus, métro, train fahren; Beispiel: le bus va bientôt passer der Bus wird gleich kommen3 (s'arrêter un court instant) Beispiel: passer chez quelqu'un bei jemandem vorbeikommen; Beispiel: passer à la poste bei [ oder an] der Post vorbeikommen4 (avoir un certain trajet) Beispiel: passer au bord de quelque chose train an etwas datif vorbeifahren; route an etwas datif vorbeiführen; Beispiel: passer dans une ville automobiliste, voiture durch eine Stadt fahren; rivière durch eine Stadt fließen; Beispiel: passer devant quelqu'un/quelque chose an jemandem/etwas vorbeigehen; Beispiel: passer entre deux maisons personne zwischen zwei Häusern durchgehen; route zwischen zwei Häusern verlaufen; Beispiel: passer par Francfort automobiliste über Frankfurt fahren; avion über Frankfurt fliegen; route über Frankfurt führen; Beispiel: passer par la porte durch die Tür gehen; Beispiel: passer sous quelque chose personne unter etwas datif durchgehen/durchfahren; véhicule unter etwas datif durchfahren; route, tunnel, canal unter etwas datif durchführen; Beispiel: passer sur un pont über eine Brücke gehen/fahren; Beispiel: passer sur l'autre rive [ans andere Ufer] übersetzen5 (traverser en brisant) Beispiel: passer à travers le pare-brise durch die Windschutzscheibe geschleudert werden; Beispiel: passer à travers la glace auf dem Eis einbrechen7 (s'infiltrer par, filtrer) café durchlaufen; Beispiel: passer à travers quelque chose eau, lumière durch etwas dringen8 (se trouver) Beispiel: où est passée ta sœur/la clé? wo ist deine Schwester geblieben/der Schlüssel hingekommen?9 (changer) Beispiel: passer de la salle à manger au salon vom Esszimmer in den Salon [hinüber]gehen; Beispiel: passer de maison en maison von Haus zu Haus gehen; Beispiel: passer en seconde automobilef in den zweiten Gang schalten; Beispiel: le feu passe au rouge/du vert à l'orange die Ampel schaltet auf Rot/von Grün auf Gelb11 (être consacré à) Beispiel: 60% du budget passent dans les traitements 60% des Budgets gehen für Gehälter ab [ oder weg]12 (faire l'expérience de) Beispiel: passer par des moments difficiles schwierige Zeiten durchmachen; Beispiel: il est passé par la Légion étrangère er war in der Fremdenlegion14 (être plus/moins important) Beispiel: passer avant/après quelqu'un/quelque chose wichtiger als jemand/etwas/nicht so wichtig wie jemand/etwas sein15 (avoir son tour, être présenté) drankommen; Beispiel: faire passer quelqu'un avant/après les autres jdn vor/nach den anderen drannehmen familier; Beispiel: passer à un examen in eine Prüfung gehen; Beispiel: passer à la radio/télé im Radio/Fernsehen kommen; Beispiel: le film passe au Rex der Film läuft im Rex16 (être accepté) Beispiel: passer en sixième in die 6. Klasse [ oder in die 1. Klasse des "Collège"] versetzt werden; Beispiel: le candidat est passé à l'examen der Kandidat hat die Prüfung bestanden; Beispiel: la plaisanterie est bien/mal passée der Scherz ist gut/schlecht angekommen; Beispiel: la pièce de théâtre n'est pas passée das Theaterstück ist durchgefallen17 (ne pas tenir compte de, oublier) Beispiel: passer sur les détails über die Einzelheiten hinwegsehen; Beispiel: passons! sei(')s drum!18 jeux passen20 (disparaître) vergehen; colère verfliegen; mode, chagrin vorübergehen; pluie, orage nachlassen; couleur verblassen; Beispiel: ça te passera das wird dir schon vergehen21 (devenir) Beispiel: passer capitaine/directeur zum Hauptmann befördert/zum Direktor ernannt werden23 (avoir la réputation de) als etwas gelten►Wendungen: passe encore que quelqu'un ait fait quelque chose es mag ja noch angehen, dass jemand etwas getan hat; passer outre à quelque chose sich über etwas Accusatif hinwegsetzen; ça passe ou ça casse! familier alles oder nichts!1 (donner) geben, reichen sel, photo; übergeben consigne, travail, affaire; Beispiel: passer un message à quelqu'un jdm etwas ausrichten; Beispiel: passer la grippe/un virus à quelqu'un jdn mit Grippe/einem Virus anstecken4 (au téléphone) Beispiel: passer quelqu'un à quelqu'un jdm jemanden geben, jemanden mit jemandem verbinden5 école,université machen examen; Beispiel: passer son bac das Abitur machen; Beispiel: passer un examen avec succès eine Prüfung bestehen6 (vivre, occuper) Beispiel: passer ses vacances à Rome seine Ferien in Rom verbringen; Beispiel: des nuits passées à boire durchzechte Nächte Pluriel8 (franchir) überqueren rivière; überschreiten seuil; überqueren montagne; überwinden obstacle (en sautant) überspringen obstacle; durchfahren tunnel, écluse; durchbrechen mur du son; passieren frontière; Beispiel: faire passer la frontière à quelqu'un jdn über die Grenze bringen9 (faire mouvoir) Beispiel: passer par une ouverture étroite durch eine enge Öffnung durchkommen; Beispiel: passer le chiffon sur l'étagère auf dem Regal etwas Staub wischen10 (étaler, étendre) Beispiel: passer une couche de peinture sur quelque chose eine Schicht Farbe auf etwas Accusatif auftragen13 (calmer) Beispiel: passer sa colère sur quelqu'un/quelque chose seine Wut an jemandem/etwas auslassen14 (sauter [volontairement]) überspringen2 (avoir lieu) geschehen; Beispiel: que s'est-il passé? was ist passiert?; Beispiel: que se passe-t-il? was ist denn los?3 (se dérouler) Beispiel: se passer action, histoire sich abspielen; fête, manifestation stattfinden; Beispiel: l'accident s'est passé de nuit der Unfall hat sich nachts ereignet; Beispiel: si tout se passe bien wenn alles gut geht4 (se débrouiller sans) Beispiel: se passer de quelqu'un/quelque chose ohne jemanden/etwas auskommen; Beispiel: voilà qui se passe de commentaires! Kommentar überflüssig!6 (se mettre) Beispiel: se passer de la crème sur le visage sich datif das Gesicht eincremen; Beispiel: se passer la main sur le front/dans les cheveux sich datif mit der Hand über die Stirn/übers Haar streichen [ oder fahren] -
14 quoi
kwa
1. pron( interrogatif) was
2. adv1)2)en quoi — darin, worin
3)4)5)6)à quoi — woran, wozu, worauf
7)de quoi — wovon, worum, woraus
quoiquoi [kwa]I Pronom1 (annexe d'une phrase principale complète) Beispiel: ..., ce à quoi il ne s'attendait pas..., womit er nicht rechnete; Beispiel: ..., ce en quoi elle se trompait..., worin sie sich täuschte2 (dans une question indirecte) Beispiel: elle ne comprend pas ce à quoi on fait allusion sie versteht nicht, worauf angespielt wird; Beispiel: ce sur quoi je veux que nous discutions das, worüber ich mit Ihnen/euch sprechen möchte3 (comme pronom relatif) Beispiel: à/de quoi... woran/worüber...; Beispiel: voilà de quoi je voulais te parler [gerade] darüber wollte ich mit dir sprechen; Beispiel: voilà à quoi je pensais [gerade] daran dachte ich5 (ce qui est nécessaire pour) Beispiel: de quoi faire quelque chose etwas um etwas zu tun; Beispiel: as-tu de quoi écrire? hast du etwas zum Schreiben?; Beispiel: elle n'a pas de quoi vivre sie hat nicht genug zum Leben; Beispiel: il y a de quoi s'énerver, non? darüber kann man sich doch wirklich aufregen, oder?; Beispiel: il est très fâché ̶ il y a de quoi! er ist sehr böse ̶ dazu hat er allen Grund!; Beispiel: il n'y a pas de quoi rire da gibt es nichts zu lachen►Wendungen: il n'y a pas de quoi! keine Ursache!; avoir de quoi familier gut betucht sein; quoi que ce soit irgendetwas; Beispiel: si tu as besoin de quoi que ce soit,... wenn du irgendetwas brauchst,...; Beispiel: elle n'a jamais dit quoi que ce soit sie hat nie auch nur das Geringste gesagt; quoi qu'il en soit wie dem auch sei; comme quoi familier woraus folgt, dass; Beispiel: comme quoi on peut se tromper! wie man sich doch täuschen kann!; quoi que ganz gleich, wasII Pronom1 + préposition Beispiel: à quoi penses-tu [oder est-ce que tu penses]? woran denkst du?; Beispiel: dites-nous à quoi cela sert sagt uns, wozu das gut ist; Beispiel: de quoi n'est-elle pas capable/a-t-elle besoin? wozu ist sie nicht in der Lage/was braucht sie?; Beispiel: cette chaise est en quoi? familier woraus ist dieser Stuhl?; Beispiel: par quoi commençons-nous? womit fangen wir an?2 ( familier: qu'est-ce que) was; Beispiel: c'est quoi, ce truc? was ist denn das da [für ein Ding]?; Beispiel: tu sais quoi? weißt du was?; Beispiel: quoi encore? was ist denn jetzt schon wieder?; Beispiel: tu es idiot, ou quoi? familier bist du dumm oder was?3 (qu'est-ce qu'il y a de...?) Beispiel: quoi de neuf? was gibt's Neues?; Beispiel: quoi de plus facile/beau que...? was gibt es Einfacheres/Schöneres als...?1 (marque la surprise: comment!) Beispiel: quoi! was!2 ( familier: en somme) Beispiel: ..., quoi! eben...!; Beispiel: il n'est pas bête, il manque un peu d'intelligence, quoi! er ist nicht dumm, er ist eben nur ein bisschen beschränkt! -
15 ce
səpron1) es, das, dies, c'est que/c'est-à-dire nämlich, c'est la raison pour laquelle/ c'est pour cela que/c'est pour cette raison que darum2)ce qui/ce que (relatif) — was
ce qui était/ce qui durait jusqu'à présent — bisherig
3)ce/cet/cette/ceci — diese(r,s)
4)ce/cette/ces — jene(r,s)
ce11 (pour désigner) Beispiel: c'est un beau garçon das ist ein hübscher Junge; Beispiel: ce sont de bons souvenirs das sind schöne Erinnerungen; Beispiel: c'est beau, la vie das Leben ist schön; Beispiel: c'est moi/lui/nous ich/er/wir; Beispiel: qui est-ce? ̶ c'est moi wer ist da? ̶ ich [bin es]; Beispiel: à qui est ce livre? ̶ c'est à lui wem gehört das Buch? ̶ [es gehört] ihm2 (dans une question) Beispiel: qui est-ce?; Beispiel: c'est qui? familier wer ist das?; (au téléphone) wer ist da?; Beispiel: qui est-ce qui/que wer/wen; Beispiel: qu'est-ce [que c'est]?; Beispiel: c'est quoi? familier was ist das?; Beispiel: qu'est-ce qui/que was; Beispiel: c'est qui [oder qui c'est] ce Monsieur? familier wer ist dieser Mann?; Beispiel: est-ce vous?; Beispiel: c'est vous? familier sind Sie es?3 (pour insister) Beispiel: c'est plus tard qu'elle y songea erst später fiel es ihr ein; Beispiel: c'est maintenant qu'on en a besoin gerade jetzt braucht man es; Beispiel: c'est en tombant que l'objet a explosé [in dem Moment,] als es fiel, explodierte das Ding; Beispiel: c'est vous qui le dites! das sagen Sie!; Beispiel: c'est un scandale de voir cela es ist ein Skandal das mit ansehen zu müssen; Beispiel: c'est à elle de faire quelque chose; (c'est à son tour) sie ist dran [etwas zu tun]; (c'est son rôle) sie soll etwas tun; Beispiel: c'est à vous de prendre cette décision diese Entscheidung müssen Sie selbst treffen4 (pour expliquer) Beispiel: c'est que... nämlich...; (dans une réponse) eigentlich...; (pour préciser la raison) das heißt...5 (devant une relative) Beispiel: voilà tout ce que je sais das ist alles, was ich weiß; Beispiel: dis-moi ce dont tu as besoin sag mir, was du brauchst; Beispiel: ce à quoi je ne m'attendais pas worauf ich nicht gefasst war; Beispiel: ce à quoi j'ai pensé woran ich gedacht habe; Beispiel: ce que c'est idiot! das ist vielleicht idiotisch! familier; Beispiel: ce que [oder qu'est-ce que] ce paysage est beau! was für eine schöne Landschaft!; Beispiel: qu'est-ce qu'on s'amuse! familier so eine Gaudi!; Beispiel: ce qu'il parle bien familier er spricht aber gut►Wendungen: et ce und zwar; à ce qu'on dit, quelqu'un a fait quelque chose [wie] es heißt, hat jemand etwas getan; sur ce daraufhin; Beispiel: sur ce, je vous dis au revoir damit verabschiede ich mich————————ce2ce2 [sə]1 (pour désigner) diese(r, s); Beispiel: ce vase/tableau/cet homme diese Vase/dieses Bild/dieser Mann voir aussi link=cette cette2 (intensif, péjoratif) Beispiel: ce garçon-là der Junge da; Beispiel: comment peut-il raconter ce mensonge! wie kann er nur so eine Lüge erzählen! -
16 dire
diʀv irr1) sagen, reden, sprechen, aussitôt dit, aussitôt fait gesagt, getanC'est beaucoup dire. — Das will viel sagen.
C'est bien le cas de le dire. — Das kann man wohl sagen.
Il n'y a pas à dire. — Das ist nicht zu bestreiten.
C'est tout dire. — Das sagt alles.
Quoiqu'on dise. — Was man auch immer sagen mag./Trotz allem.
Cela ne me dit rien. — Das sagt mir nichts./Das reizt mich nicht.
C'est dit une fois pour toutes. — Das gilt ein für allemal.
Pour ainsi dire — gewissermaßen, sozusagen
dire du mal de qn — jdn schlecht machen, jdn anschwärzen
2) ( raconter) erzählen3)4) ( signifier) besagen5) ( proposer) vorbringendire1 (exprimer) personne sagen, ausdrücken peur; verraten projets; loi sagen; journal schreiben; visage ausdrücken; test, sondage aussagen; Beispiel: dis voir,...; Beispiel: dis donc,... sag mal,...; Beispiel: dire quelque chose à quelqu'un jdm etwas sagen; Beispiel: dire que non/oui nein/ja sagen; Beispiel: dire du bien/mal de quelqu'un/quelque chose über jemanden/etwas nur Gutes/Schlechtes sagen; Beispiel: qu'est-ce que tu dis de ça? was sagst du dazu?; Beispiel: c'est vous qui le dites! familier das sagen Sie!; Beispiel: que dire? was soll man da denn sagen?; Beispiel: ..., comment dire,......, wie soll ich sagen,...; Beispiel: entre nous soit dit,... unter uns gesagt,...; Beispiel: dis, comment tu t'appelles, toi? sag, wie heißt denn du?2 (prétendre) sagen; Beispiel: il dit être malade er sagt, er sei krank; Beispiel: on dit que quelqu'un a fait quelque chose es heißt, jemand hat etwas getan; Beispiel: quoi qu'on [en] dise was immer man auch sagt; Beispiel: entendre dire quelque chose [von etwas] hören3 (faire savoir) ausrichten lassen5 (plaire) Beispiel: cela me dit/ne me dit rien das sagt mir zu/nicht zu; Beispiel: ça vous dit d'aller voir ce film? habt ihr Lust den Film anzusehen?6 (croire, penser) Beispiel: je veux dire que quelqu'un a fait quelque chose ich meine, jemand hat etwas getan; Beispiel: On dirait que... Man könnte sagen, dass.../Es ist, als ob...; Beispiel: qui aurait dit cela!/que... wer hätte das gedacht!/hätte gedacht, dass...9 (signifier) Beispiel: vouloir dire bedeuten; mot heißen; Beispiel: ce qui veut dire que... was heißt, dass...; allusion, attitude zu bedeuten haben10 (traduire) Beispiel: comment dit-on... en allemand? was heißt... auf Deutsch?; Beispiel: on dit man sagt/so wird etwas ausgedrückt11 (évoquer) bekannt vorkommen; Beispiel: quelque chose me dit que... ich habe [irgendwie] das Gefühl, dass...12 jeux ansagen►Wendungen: disons sagen wir [mal]; je ne te/vous le fais pas dire! allerdings!; ce qui est dit est dit ein Mann, ein Wort; eh ben dis/dites donc! familier sag/sagt bloß!4 (s'employer) Beispiel: quelque chose se dit/ne se dit pas en français etw sagt man/sagt man nicht im Französischengénéralement pluriel, Gerede neutre; d'un témoin Aussage féminin; Beispiel: au dire/selon les dires de quelqu'un nach jemandes Worten -
17 prendre
pʀɑ̃dʀv irr1) nehmenC'est à prendre ou à laisser. — Aufs Handeln lasse ich mich nicht ein.
prendre qc à la légère — etw leicht nehmen/etw auf die leichte Schulter nehmen
2) ( saisir) greifen, fassen, langenBien m'en a pris. — Das war wohl richtig./Ich habe wohl daran getan.
Si vous n'êtes pas pris ce soir... — Wenn Sie heute Abend nichts vorhaben...
3) ( attraper) fangen4) (fig) ergreifenprendre qn au dépourvu — jdn überraschen/jdn in Verlegenheit bringen
5) ( un médicament) einnehmen6) ( une direction) einschlagen7) ( des informations) einholen, einziehen8) ( décision) fällen9) ( accepter) hinnehmen10)11)prendreprendre [pʀãdʀ] <13>1 (saisir) nehmen; Beispiel: prendre quelque chose dans quelque chose etw aus etwas [heraus]nehmen; Beispiel: prendre quelqu'un par le bras jdn am Arm fassen; Beispiel: prendre quelqu'un par la main jdn bei der Hand nehmen2 (absorber) [zu sich] nehmen, trinken boisson, café; essen sandwich; einnehmen médicament; Beispiel: vous prendrez bien quelque chose? Sie trinken doch ein Gläschen/essen doch eine Kleinigkeit?5 moyens de transports nehmen, fahren mit train, métro, ascenseur; nehmen, fliegen mit avion; Beispiel: prendre le volant sich ans Steuer setzen6 (dérober) Beispiel: prendre de l'argent à quelqu'un jdm Geld wegnehmen; Beispiel: prendre l'idée/la place de quelqu'un jds Idee/Stelle übernehmen8 (capturer) erlegen gibier; fangen poisson, mouches; einnehmen forteresse, ville; Beispiel: se faire prendre gefasst werden; Beispiel: être pris dans quelque chose in etwas datif gefangen sein9 (se laisser séduire) Beispiel: se laisser prendre par quelqu'un/à quelque chose auf jemanden/etwas hereinfallen familier10 (surprendre) Beispiel: prendre quelqu'un jdn ertappen; Beispiel: prendre quelqu'un sur le fait jdn auf frischer Tat ertappen; Beispiel: on ne m'y prendra plus! das passiert mir nicht noch einmal!11 (s'engager dans) nehmen route, chemin; einschlagen direction; Beispiel: prendre l'autoroute/un raccourci [über die] Autobahn/eine Abkürzung fahren14 (accepter) Beispiel: prendre quelqu'un comme locataire jdn als Mieter nehmen; Beispiel: prendre quelqu'un comme cuisinier jdn als Koch einstellen16 (noter, enregistrer) nehmen empreintes; machen notes; aufschreiben adresse, nom; einholen renseignements; Beispiel: prendre un rendez-vous sich datif einen Termin geben lassen; Beispiel: prendre des nouvelles de quelqu'un sich nach jemandem erkundigen; Beispiel: prendre sa température Fieber messen17 (adopter) treffen décision, précautions; aufsetzen air innocent; ergreifen mesure; anschlagen ton menaçant; Beispiel: prendre l'apparence/la forme de quelque chose die Gestalt/die Form einer S. génitif annehmen19 (acquérir) annehmen couleur, goût de rance; erhalten nouveau sens; schöpfen courage; Beispiel: prendre du poids zunehmen; Beispiel: prendre du ventre einen Bauch bekommen20 médecine, pharmacie Beispiel: prendre froid sich erkälten; Beispiel: être pris d'un malaise sich [plötzlich] unwohl fühlen21 (s'accorder) sich datif gönnen plaisir, repos; nehmen des congés, vacances; Beispiel: prendre sa retraite in den Ruhestand treten22 (durer) Beispiel: prendre deux heures/jours zwei Stunden/Tage dauern; Beispiel: ça va me prendre longtemps/deux jours ich werde lange/zwei Tage dafür brauchen23 (coûter) Beispiel: ce travail me prend tout mon temps diese Arbeit nimmt meine ganze Zeit in Anspruch24 (prélever, faire payer) nehmen argent, pourcentage; verlangen commission, cotisation; Beispiel: être pris sur le salaire vom Gehalt einbehalten werden25 ( familier: recevoir, subir) abkriegen averse, coup, reproche; Beispiel: prendre la balle/porte en pleine figure den Ball/die Tür voll ins Gesicht kriegen26 (traiter) umgehen mit personne; anpacken problème; Beispiel: prendre quelqu'un par la douceur jdm sanft beikommen; Beispiel: prendre quelqu'un par les sentiments an jemandes Gefühl appellieren27 (réagir à) Beispiel: prendre quelque chose au sérieux/tragique etw ernst/tragisch nehmen; Beispiel: elle a bien/mal pris la chose sie hat es/die Sache gut aufgenommen/übel genommen28 (considérer comme) Beispiel: prendre quelqu'un/quelque chose pour quelque chose jdn/etwas für etwas halten; Beispiel: prendre quelqu'un pour quelqu'un jdn mit jemandem verwechseln; Beispiel: prendre quelque chose pour prétexte etw zum Vorwand nehmen; Beispiel: pour qui me prends-tu? für wen hältst du mich eigentlich?30 (s'écrire) Beispiel: ce mot prend deux l/une cédille dieses Wort schreibt man mit zwei l/mit Cedille►Wendungen: tel est pris qui croyait prendre proverbe wer andern eine Grube gräbt, fällt selbst hinein; c'est à prendre ou à laisser entweder oder; il y a à prendre et à laisser familier das ist mit Vorsicht zu genießen; à tout prendre im Großen und Ganzen; prendre quelque chose sur soi etw auf sich nehmen; prendre sur soi de faire quelque chose es auf sich nehmen etwas zu tun; qu'est-ce qui te/lui prend? was ist denn mit dir/ihm/ihr los?4 avoir (se diriger) Beispiel: prendre à gauche/droite personne [nach] links/rechts abbiegen; chemin nach rechts/links führen5 avoir (faire payer) Beispiel: prendre beaucoup/peu viel/wenig verlangen; Beispiel: prendre cher/bon marché teuer/billig sein; Beispiel: prendre cher de l'heure einen hohen Stundenlohn verlangen1 (s'accrocher) Beispiel: se prendre dans quelque chose sich in etwas datif verfangen; Beispiel: se prendre le doigt dans la porte sich den Finger in der Tür einklemmen3 (procéder) Beispiel: s'y prendre bien/mal avec quelqu'un gut/schlecht mit jemandem umgehen; Beispiel: avec lui il faut savoir s'y prendre ihn muss man zu nehmen wissen; Beispiel: s'y prendre bien/mal avec quelque chose sich bei etwas geschickt/ungeschickt anstellen; Beispiel: s'y prendre à trois reprises drei Anläufe unternehmen4 (en vouloir) Beispiel: s'en prendre à quelqu'un/quelque chose jdn/etwas dafür verantwortlich machen6 (être pris) Beispiel: se prendre médicament [ein]genommen werden; Beispiel: se prendre au filet/à la ligne poisson mit dem Netz gefangen/geangelt werden7 (se tenir) Beispiel: se prendre par le bras sich unterhaken; Beispiel: se prendre par la main sich an den Händen fassen -
18 dernier
dɛʀnjeadj1) letzter, dernière demeure letzte Ruhestätte f2) ( le plus jeune) jüngster3) ( précédent) vorig4) ( d'en bas) untersterdernierdernier , -ière [dεʀnje, -jεʀ]I Adjectif1 antéposé (ultime) letzte(r, s); Beispiel: le dernier étage das oberste Stockwerk; Beispiel: la dernière marche; (la plus haute) die oberste Stufe; (la plus basse) die unterste Stufe; Beispiel: avant le 15 mai, dernier délai bis spätestens 15. Mai; Beispiel: arriver dernier; (dans une course, une réunion) als Letzte(r) eintreffen; (dans un classement) Letzte(r) sein; Beispiel: être dernier en classe der/die Schlechteste in der Klasse sein; Beispiel: examiner quelque chose dans les derniers détails etw bis ins kleinste Detail prüfen; Beispiel: c'était la dernière chose à faire das war das Schlimmste, was man machen konnte2 antéposé (le plus récent) letzte(r, s); mode, nouvelle, édition neueste(r, s); événement jüngste(r, s); Beispiel: ces derniers temps/jours in letzter Zeit/in den letzten Tagen; Beispiel: aux dernières nouvelles nach [den] neuesten Nachrichten; Beispiel: le dernier cri der letzte Schrei3 postposé (antérieur) letzte(r, s); Beispiel: l'an dernier à cette époque letztes Jahr um diese Zeit; Beispiel: au siècle dernier im letzten JahrhundertII Substantif masculin, fémininBeispiel: le dernier; (dans le temps) der Letzte; (pour le mérite) der Schlechteste; Beispiel: son petit dernier ihr/sein Jüngster; Beispiel: c'est le dernier de mes soucis das ist meine geringste Sorge; Beispiel: habiter au dernier ganz oben wohnen; Beispiel: ils ont été tués jusqu'au dernier sie sind bis auf den Letzten getötet worden; Beispiel: être le dernier des imbéciles der Letzte sein; Beispiel: en dernier als Letzter -
19 mieux
mjøadvbesser, lieberIl vaut mieux... — Es ist besser...
Il va mieux. — Es geht ihm besser.
Je ne demande pas mieux. — Ich könnte mir nichts Besseres wünschen.
mieuxmieux [mjø]I Adverbe1 besser; Beispiel: quelqu'un va mieux jdm geht es besser; Beispiel: pour mieux dire besser gesagt; Beispiel: on ferait mieux de réfléchir avant de parler man sollte lieber erst denken, dann reden; Beispiel: c'est mieux que rien [das ist] besser als nichts; Beispiel: elle le sait mieux que personne sie weiß es selbst am besten; Beispiel: aimer mieux faire quelque chose etw lieber tun; Beispiel: plus il s'entraîne, mieux il joue je mehr er trainiert, desto besser spielt er; Beispiel: mieux que jamais besser denn je; Beispiel: quelqu'un n'en fait que mieux quelque chose jd tut etwas umso besser3 en locution adverbe Beispiel: ce chapeau lui va on ne peut mieux dieser Hut steht ihm bestens; Beispiel: de mieux en mieux immer besser; Beispiel: tant mieux pour qn! umso besser für jdn!►Wendungen: il vaut mieux que quelqu'un fasse quelque chose es ist besser, wenn jemand etwas tut; mieux vaut tard que jamais proverbe besser spät als nieII Adverbe1 + verbe Beispiel: c'est lui qui travaille le mieux er arbeitet am besten; Beispiel: c'est ce qu'on fait de mieux es gibt nichts Besseres2 + adjectif Beispiel: il est le mieux disposé à nous écouter er wird uns am ehesten anhören; Beispiel: un exemple des mieux choisis ein besonders gut gewähltes Beispiel3 en locution verbale Beispiel: le mieux serait de ne rien dire es wäre das Beste, nichts zu sagen; Beispiel: c'est le mieux à faire das ist das Beste, was man tun kann; Beispiel: faire du mieux qu'on peut etw machen, so gut man kann2 (plus agréable d'apparence) Beispiel: elle est mieux les cheveux courts kurze Haare stehen ihr besserIV Adjectif1 (le plus réussi) Beispiel: c'est avec les cheveux courts qu'elle est le mieux kurze Haare stehen ihr am besten2 (amélioration) Beispiel: un léger mieux eine leichte Besserung; Beispiel: il y a du mieux man kann Fortschritte erkennen -
20 cire
cire [sier]〈v.〉1 was3 oorsmeer♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 c'est une cire molle • hij, zij is als was, hem, haar kun je om je vinger windende, en cire • wassenêtre jaune comme cire • wasbleek ziencire à cacheter • (zegel)lakf1) was2) oorsmeer3) (zegel)lak4) wassen beeld
См. также в других словарях:
Was wollen Sie wissen? — war eine Talksendung im Hörfunkprogramm des Norddeutschen Rundfunks (NDR), die von 1952 bis Ende des Jahres 2000 ausgestrahlt wurde. Sie kann als klassisches Modell moderner „call in“ Sendungen wie Domian gelten. Die Themenbereiche, die… … Deutsch Wikipedia
Was man ist, das blieb man andern schuldig — Diese sentenzhaften Worte spricht in Goethes Schauspiel »Torquato Tasso« (I, 1) die Prinzessin Leonore von Este zu ihrer Freundin Leonore Sanvitale, die ihren Ruhm in aller Welt herausstellt: »Mich kann das, Leonore, wenig rühren,/Wenn ich… … Universal-Lexikon
Was gibst du, was hast du — Die Herkunft dieser Wendung ist nicht genau geklärt. Möglicherweise geht sie auf den oft knappen und raschen Wortwechsel bei Kauf und Tauschgeschäften, auf die rasche Folge von Gebot und Gegengebot zurück. Im umgangssprachlichen Gebrauch steht… … Universal-Lexikon
Was geschah wirklich mit Baby Jane — Filmdaten Deutscher Titel: Was geschah wirklich mit Baby Jane? Originaltitel: What Ever Happened to Baby Jane? Produktionsland: USA Erscheinungsjahr: 1962 Länge: 134 Minuten Originalsprache: engli … Deutsch Wikipedia
Was gibt's neues, Pussy? — Filmdaten Deutscher Titel: Was gibt s Neues, Pussy? Originaltitel: What s New Pussycat? Produktionsland: Frankreich, USA Erscheinungsjahr: 1965 Länge: 104 Minuten Originalsprache … Deutsch Wikipedia
Was gibt’s neues, Pussy? — Filmdaten Deutscher Titel: Was gibt s Neues, Pussy? Originaltitel: What s New Pussycat? Produktionsland: Frankreich, USA Erscheinungsjahr: 1965 Länge: 104 Minuten Originalsprache … Deutsch Wikipedia
Was ist Metaphysik? — ist der Titel eines von Martin Heidegger am 24. Juli 1929 gehaltenen Vortrags. Es ist die öffentliche Antrittsvorlesung Heideggers, der zu diesem Zeitpunkt an der Freiburger Universität den Lehrstuhl Husserls übernahm. Heidegger bestimmt in dem… … Deutsch Wikipedia
Was ist Existenzphilosophie? — [1] ist ein Artikel der Politischen Philosophin Hannah Arendt, den sie in der von Karl Jaspers und anderen 1945 gegründeten Zeitschrift Die Wandlung veröffentlichte. Die amerikanische Fassung war schon kurze Zeit vorher in der Zeitschrift… … Deutsch Wikipedia
Als — Als, eine Conjunction, deren Verrichtungen vornehmlich in folgenden Stücken bestehen. Es ist nehmlich: 1. Comparativ, eine Vergleichung auszudrucken, da es denn diejenige Sache, welche zum Maßstabe der Vergleichung oder zum Gleichnisse dienet,… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Was ist Aufklärung? (Foucault) — Was ist Aufklärung? (frz. Qu’est ce que les Lumières?) ist der Titel zweier Texte des Philosophen Michel Foucault. Beide haben inhaltlich denselben Tenor und gehen auf eine Vorlesung am Collège de France vom 5. Januar 1983 zurück.[1] In dem… … Deutsch Wikipedia
Was soll aus dem Jungen bloß werden? Oder: Irgendwas mit Büchern — ist eine biographische Skizze von Heinrich Böll, die im September 1981 im Lamuv Verlag in Merten erschien. Zuvor war das Werk auszugsweise mehrfach publiziert worden, zum Beispiel am 18. April desselben Jahres unter dem Titel „Den Nazis verdanke… … Deutsch Wikipedia